Het zonesysteem is een techniek die door Ansel Adams en Fred Archer is ontwikkeld om de belichting en het contrast van een foto te optimaliseren.
Het zonesysteem verdeelt de grijstinten van een foto in elf zones, van zuiver zwart (zone 0) tot zuiver wit (zone 10). Elke zone komt overeen met een bepaalde hoeveelheid licht die op de film of de sensor valt. Door de zones te meten en te vergelijken met de gewenste uitstraling van de foto, kan de fotograaf de belichting en de ontwikkeling aanpassen om het gewenste resultaat te bereiken.
Het zonesysteem is gebaseerd op het idee van previsualisatie, dat wil zeggen dat de fotograaf zich voorstelt hoe de foto eruit zal zien voordat hij deze maakt. Door het zonesysteem toe te passen, kan de fotograaf zijn creatieve visie realiseren en de sfeer en het gevoel van de foto overbrengen. Het zonesysteem helpt ook om de technische kwaliteit van de foto te verbeteren, door details en texturen in zowel de schaduwen als de hooglichten te behouden.
Het zonesysteem is vooral nuttig voor zwart-witfotografie, waar het contrast een belangrijke rol speelt. Het zonesysteem kan echter ook worden toegepast op kleurenfotografie, door rekening te houden met de kleurtoon en de verzadiging van elke zone. Het zonesysteem is nog steeds relevant in het digitale tijdperk, omdat het de fotograaf helpt om bewuste keuzes te maken over de belichting en de nabewerking van zijn foto’s.
FAQ zonesysteem (samenvatting zonesysteem)
Het zonesysteem is bedacht om er volgens een vaste standaard voor te zorgen dat afgedrukte foto’s er hetzelfde uitzien als hoe je ze bedacht had op het moment dat je de foto trok. Je bereikt dit door je het technisch haalbare beeld voor te stellen tijdens het maken van de foto.
Ansel Adams en Fred Archer werkten in de jaren 1939-1940 het zonesysteem uit. De techniek is gebaseerd op de 19e-eeuwse (circa 1876) sensitometriestudies van Ferdinand Hurter en Vero Charles Driffield.
Hoewel het zijn oorsprong vindt in zwart-wit bladfilm, is het zonesysteem ook toepasbaar op celluloid (zowel zwart-wit en kleur, negatief en omgekeerd) en op digitale fotografie.
De introductie van spotmeting heeft het zonesysteem wel deels overbodig gemaakt.
Het aantal zones (diafragmastops) varieert van uitleg tot uitleg. In Wikipedia verschilt het zelfs per taal. De reden hiervoor is dat de mogelijkheden van film en de ontwikkeling ervan door de jaren zijn verbeterd. In het geval van digitale fotografie dien je deze ontwikkeling te vergelijken met de steeds betere dynamische bereik van camera’s.
Visualisatie zonesysteem
Zone 0
Puur zwart, bevat dus geen details.
Zone 1
Bijna zwart, met lichte tonaliteit maar geen textuur.
Zone 2
Gestructureerd zwart; het donkerste deel van het beeld waarin kleine details zijn vastgelegd.
Zone 3
Gemiddelde donkere materialen en lage waarden met voldoende textuur.
Zone 4
Gemiddeld donker gebladerte, donkere steen of landschapsschaduwen.
Zone 5
Middengrijs: heldere noordelijke hemel; donkere huid, gemiddeld verweerd hout.
Zone 6
Gemiddelde blanke huid; lichte steen; schaduwen op sneeuw in zonovergoten landschappen.
Zone 7
Zeer lichte huid; schaduwen in de sneeuw met acute zijverlichting
Zone 8
Lichtste toon met textuur: getextureerde sneeuw.
Zone 9
Lichte toon zonder textuur; stralende sneeuw.
Zone 10
Zuiver wit: lichtbronnen en spiegelreflecties – papierwit, geen detail.
Zelf het zonesysteem van Ansel Adams en Fred Archer toepassen
Benodigde tijd: 1 minuut
Om het zonesysteem zelf toe te passen, heb je een lichtmeter nodig, die je handmatig of in je camera kunt hebben. Je moet ook weten hoe je de belichting en de ontwikkeling van je foto kunt aanpassen, hetzij in de donkere kamer, hetzij in een fotobewerkingsprogramma.
- Inventariseer wat je wilt filmen of fotograferen.
Kijk naar je scène en bepaal welke zones je wilt vastleggen. Bedenk welke delen van de foto belangrijk zijn voor je boodschap en welke details en texturen je wilt behouden.
- Bepaal welk deel van het beeld de basis voor de belichting vormt.
Meet het licht van een gebied dat je als referentiepunt wilt gebruiken. Dit kan bijvoorbeeld een middentoon zijn (zone 5) of een belangrijk hooglicht (zone 7). Je kunt hiervoor een grijskaart gebruiken of een object dat een bekende helderheid heeft.
- Belichting instellen.
Stel je belichting in op basis van de gemeten zone. Als je bijvoorbeeld zone 5 hebt gemeten, stel je je belichting zo in dat deze overeenkomt met de meter. Als je zone 7 hebt gemeten, moet je je belichting met twee stops verlagen om deze op zone 7 te plaatsen.
- Evalueer (controleer de opname).
Maak de foto en controleer het histogram op je camera of op je computer. Het histogram laat zien hoe de pixels over de verschillende zones zijn verdeeld. Je kunt zien of er sprake is van onder- of overbelichting en of er details verloren zijn gegaan in de schaduwen of de hooglichten.
- Bewerk de foto of video.
Pas de ontwikkeling van je foto aan om het contrast te verhogen of te verlagen, afhankelijk van het gewenste effect. Je kunt dit doen door de helderheid, het contrast, de schaduwen en de hooglichten van je foto aan te passen. Je kunt ook filters gebruiken om bepaalde zones te versterken of te verzwakken.
Dit is een vereenvoudigde uitleg van het zonesysteem. Er zijn veel nuances en variaties die je kunt leren naarmate je meer ervaring opdoet met deze techniek.
Bronnen
- Pagina over sensitometrie op Wikipedia (in het Engels).